Het was een gezin waarin polemiek de rode draad vormde.
Altijd was er wel een discussie, altijd lag er wel iemand met iemand anders overhoop.
Ze hielden hartstikke veel van elkaar, maar samenzijn leek nooit zonder discussie te kunnen verlopen.
Een ogenschijnlijk vreemde situatie, want als individu waren ze allemaal hartstikke sensitief, supergevoelig. Rijk aan emoties en in de kern kwetsbaar tot op het bot.
Maar dáár lag nou juist de kern van de polemische manier van omgaan met elkaar. Gevoelig als elk van hen was, was elk van hen hartstikke kwetsbaar – kwetsbaar voor de woorden van anderen, maar vooral voor de gevoelens en emoties van de anderen die ín het eigen systeem zo duidelijk gevoeld konden worden als ze zich daarvoor open stelden.
Dus stelden ze zich liever niet open, en probeerden ze zichzelf te beschermen door vooral veel UITgaande energie in beweging te zetten: sturen, zenden, woorden eruit gooien, richting de ander. En ondertussen vooral heel weinig laten binnenkomen.
Hoe harder en hoe meer je ‘zendt’, hoe sterker het schild dat je om je heen plaatst en waar de energie van anderen niet doorheen kan komen.
Dus daar stonden ze.
Elk met een schild om zich heen.
Volledig gericht op zenden, want als je zendt kun je niet tegelijkertijd ook ontvangen.
Zenden was wat ze deden.
Allemaal, vrijwel de hele tijd.
Gericht op de eigen energie op de ander richten; bang om geraakt en gekwetst te worden als ze even zouden stoppen met zenden en hun schilden zouden laten zakken..
En zo leidde gevoeligheid tot polemiek. Leken sensitieve mensen veel harder te zijn dan ze in werkelijkheid waren. Kregen beschuldigingen, projecties, oordelen en opinies de bovenhand en verdween de zachtheid en de warmte van de hartsverbindingen die er éigenlijk waren naar de achtergrond.
Daar stonden ze, te discussiëren en te bekvechten.
Terwijl ze in wezen juist elkaars warmte, elkaars liefde en elkaars nabijheid nodig hadden…
Maar naar dat stuk kwetsbaarheid durfden ze niet te gaan…
☼ © Sharon Kersten, 03-12-2013