“Hoe buig ik het om, Lux?”
– “Wat?”
“De stroom van de gedachten die in mijn hoofd zijn gaan wonen.”
– “Waarom wil je het ombuigen?”
“Omdat het met me aan de haal gaat.”
– “Aha. De galopperende paarden voor de koets, en de koetsier die niet de teugels pakt.”
“Wat?”
– “Jij bent de koetsier – maar kennelijk is er een reden waarom je de paarden niet in toom houdt.”
“Hm.”
– “Misschien wil je de paarden wel laten rennen… Je zou zo de teugels kunnen pakken. Maar dat doe je niet.”
“Ik heb niet het gevoel dat ik de teugels überhaupt in handen heb, Lux.”
– “Toch liggen ze daar. In jouw handen. Maar je doet er niets mee. Kennelijk vind je het heimelijk wel prettig die paarden vrijuit te laten rennen.”
“Kennelijk…”
– “Wat levert het je op, die paarden te laten rennen?”
“Vooral veel dat ik niet prettig vind.”
– “Maar toch grijp je niet in. Dus er is ook iets dat het je ‘oplevert’.”
“……”
– “Wat levert het je op?”
“Wild horses….”
– “… could not drag you away….”
“Ze sleuren me anders flink mee, Lux…”
– “Tsja, wilde paarden laten zich niet makkelijk temmen. Zeker niet door een koetsier die de teugels niet stevig ter hand neemt.”
“Wat gebeurt er als ik ze gewoon laat uitrazen, Lux? Houdt de stroom dan een keer vanzelf op?”
– “Dan rennen ze naar de plek waar ze heen willen. De plek waar ze zich willen laven, of waar ze tot rust wíllen komen, geheel uit eigen beweging.”
“Zou dat goed zijn?”
– “Dat hangt ervan af: goed voor wie? Voor wat? Voor hen? Voor jou? Als de koetsier niet weet waar hij heen wil, hoe kan hij dan ooit bepalen of het eindpunt ‘goed’ is?”
“Ik geloof dat ik helemaal geen koetsier wil zijn…”
– “Aha… nu komen we ergens…”
“Wat als ik me helemaal niet in staat voel mijn paarden te mennen, omdat ik zelf niet weet waar ik heen wil?”
– “Dan lijkt het me tijd te gaan voelen…”
“Wat te gaan voelen?”
– “Te gaan voelen wat je wilt, waar je heen wilt.”
“Het zijn niet die paarden hè, die me dat gaan vertellen?”
– “Waarom stel je vragen waar je het antwoord al op weet?”
“…… “
– “Ja?”
“Als mijn gedachten paarden zijn, wat zijn dan mijn gevoelens?”
– “Dat is aan jou om uit te vinden. Maar ik raad je aan daar niet over te dénken. Voel.”
“Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, Lux.”
– “Je hoeft het ook niet te doén. Voelen is geen kwestie van doen. Voelen is een kwestie van zijn.”
“Van zijn, zeg je… Wát zijn, precies?”
– “Jou zijn. Zijn waar je bent, zoals je bent. Gewoon zitten, en zijn. En dan durven voelen wat er gebeurt, wanneer je bént. Hoe je hart klopt. Hoe je buik voelt. Wat er in je lichaam gebeurt. Waar je voeten heen willen lopen.”
“En dan?”
– “Dan weet je.”
“En dan?”
– “Dán kun je je paarden gaan mennen.”

☼ © Sharon Kersten, 18 september 2021